Oekraïne domineert door de voortdurende Russische oorlogsagressie al jaren het nieuws, maar welke aspecten blijven doorgaans buiten beeld? Voor NRC bespreek ik twee dichters uit Oekraïne, wier poëzie recentelijk naar het Nederlands vertaald werden en die daarin verhalen voor het voetlicht brengen die te weinig aandacht krijgen.
Daria Lysenko woont al een aantal jaar in Nederland en haar bundel Ik hoor dat je in Nederland bent verscheen dit voorjaar in het Nederlands:
Inmiddels woont Lysenko al jaren in Nederland en is ze zo goed geïntegreerd dat ze even recht voor haar raap is en zich bijna autochtoon voelt: „Ik voel me een autochtoon / als ik in juni mijn jas uitdoe / en de verbaasde blikken opvang van toeristen in donsjacks.” Maar – en hier schuilt de wrange ironie – in Nederland zal ze altijd een Oekraïense blijven, een vreemde, net zoals ze dat in haar thuisland is geworden, omdat „het nieuwe land waar iemand woont, / zijn spoor nalaat en iemand verandert.”
De andere dichter die ik bespreek, is Igor Bobyrev. Hij is woonachtig in de Donbas, aan de andere kant van het front, en schrijft in het Russisch. Zijn bundel Metro en mobilisatie verscheen vorig jaar al, maar heeft nog niets in kracht ingeboet. Integendeel:
De enige uitweg uit deze malaise zijn herinneringen die hem vervullen met verdriet en nostalgie: ze „dwingen me om kwetsuren en pijn te voelen / heel vaak dwingen ze me daartoe / het is fijn die pijn te voelen.” Het zijn vooral de vanzelfsprekendheden die dat allang niet meer zijn die hem te binnen schieten, zoals het reizen met het openbaar vervoer, waarvan vooral het eerste deel van Metro en mobilisatie in het teken staat, en hoe misselijk hem dat maakte. Maar was het wagenziekte of boezemde het geruïneerde Donetsk hem afschuw in?